Constantine Schmaltz

Constantine Samuel Rafinesque-Schmaltz

Constantine Samuel Rafinesque-Schmaltz (Galata, 22 oktober 1783 – Philadelphia, 18 september 1840) was een Frans-Amerikaanse uomo universale, die een chaotisch leven leidde.

Veel mensen zouden hem een genie noemen, maar ook een excentriekeling, soms neigend naar krankzinnigheid. Hij was erg succesvol in verschillende gebieden van de wetenschap, waaronder zoölogie, botanie, malacologie, meteorologie, schrijver, evolutionisme, het spreken van meerdere talen en vertalen. Hij schreef overvloedig over verschillende onderwerpen als antropologie, biologie, geologie en linguïstiek, maar kreeg hiervoor geen waardering tijdens zijn leven. Vandaag de dag wordt algemeen erkend dat dit genie zijn tijd ver vooruit was.

Rafinesque was een excentriek en grillig genie. Hij was een autodidact , die uitblonk op verschillende kennisgebieden, als zoöloog, botanicus, schrijver en polyglot (meertaligheid). Hij schreef veel over uiteenlopende onderwerpen als antropologie, biologie, geologie en taalkunde, maar werd tijdens zijn leven op geen van deze gebieden geëerd. Hij was inderdaad een outcast in de Amerikaanse wetenschappelijke gemeenschap en zijn inzendingen werden automatisch afgewezen door vooraanstaande tijdschriften. Tot zijn theorieën behoorden dat de voorouders van indianen via de Beringzee van Azië naar Noord-Amerika waren gemigreerd, en dat Amerika ten tijde van het Europese contact werd bevolkt door zwarte inheemse volkeren.

Biografie

Rafinesque werd geboren in Galata, een buitenwijk van Istanboel uit Franse en Duitse ouders. Hij bracht zijn jeugd door in Marseille en was grotendeels een autodidact. Toen hij twaalf jaar oud was, kende hij Latijn en had hij een herbarium aangelegd. 

In 1802, toen hij negentien jaar oud was, vertrok hij naar de Verenigde Staten om in 1805 daar weer te vertrekken en naar Palermo op Sicilië te gaan waar hij Italiaans leerde en een succesvol zakenman werd met voornamelijk de handel in medicinale planten. Ook was hij secretaris van de Amerikaanse consul.Hij werd in 1808 verkozen tot Fellow van de American Academy of Arts and Sciences .Gedurende zijn verblijf verzamelde hij bloemen en raakte hij geïnteresseerd in vissen en voorzag hij er een aantal van een wetenschappelijke naam.

In 1815, nadat zijn vrouw hem had verlaten en zijn zoon (vernoemd naar Carl Linnaeus) was gestorven, keerde hij terug naar Amerika. Hij verloor al zijn boeken (50 dozen) en al zijn specimens (meer dan 60.000 schelpen) toen het schip Union of Malta op 2 november 1815 verging voor de kust van Connecticut.

In 1817 werd zijn boek Florula Ludoviciana of A Flora of the State of Louisiana sterk bekritiseerd door collega-botanici, In New York werd hij lid van de nieuw opgerichte "Lyceum of Natural History". Tegen 1818 had hij meer dan 250 nieuwe soorten planten en dieren verzameld en van een wetenschappelijke naam voorzien. Langzaam bouwde hij zijn verzameling van natuurlijke objecten weer op.

In 1819 werd hij professor in de botanie aan de Transylvania University in Lexington in Kentucky. Ook gaf hij daar Frans en Italiaans. Op een gegeven moment begon hij alle nieuwe planten- en diersoorten die hij tegenkwam te beschrijven. In 1825 kreeg zijn boek Neogenyton veel kritiek van collega-botanici, waardoor zijn publicaties nog meer genegeerd werden. Hij werd beschouwd als de meest excentrieke geleerde van de hogere planten. In de lente van 1826 werd hij weggestuurd bij de universiteit, vanwege een affaire met de vrouw van het hoofd van de universiteit of vanwege het volgen van zelfs minder lessen dan zijn studenten. Volgens de overlevering zou Rafinesque een vloek over de universiteit hebben uitgesproken bij zijn vertrek. Kort na zijn vertrek overleed het hoofd van de universiteit, Horace Holley aan de gele koorts en ging het oorspronkelijke hoofdgebouw van de universiteit (bij Gratz Park) verloren bij een brand (Vane-Wright, 2005).

Hij vertrok naar Philadelphia zonder werk. Hij gaf publieke lezingen en ging weer publiceren, voornamelijk op zijn eigen kosten. Zijn boek Medical Flora, a manual of the Medical Botany of the United States of North America (1828-1830) werd zijn belangrijkste werk. In Herbarium rafinesquianum beschreef hij verschillende nieuwe planten. Ook raakte hij geïnteresseerd in de verzamelingen van de Expeditie van Lewis en Clark. Daarin gaf hij onder meer wetenschappelijke namen aan de witvoetmuis (Peromyscus leucopus) en het muildierhert (Odocoileus hemionus). Ook de stompstaarteekhoorn (Aplodontia rufa) en de Europese bulvleermuis (Tadarida teniotis) hebben hun wetenschappelijke naam oorspronkelijk van Rafinesque gekregen. In totaal heeft hij zeven zoogdiersoorten en elf zoogdiergeslachten (Tadarida, Eidolon, Muntiacus, Vampyrum, Cynomys, Geomys, Mazama, Oreamnos, Nycticeius, Eptesicus en Odocoileus) hun huidige wetenschappelijke namen gegeven.

In de boeken die hij tussen 1836 en 1838 publiceerde stelde hij honderden nieuwe geslachten en nieuwe soorten voor in de grote florarijken in de wereld. De meeste van zijn namen werden echter niet geaccepteerd door de wetenschappelijke gemeenschap.

Hij ontdekte in het huis van John James Audubon zelfs een vleermuis, die nog geen wetenschappelijke naam had. Hij ontwikkelde eerder dan Charles Darwin een evolutietheorie.

Rafinesque was een van de eersten die de term ‘ evolutie ’ gebruikte in de context van biologische soortvorming.

Rafinesque stelde vóór Charles Darwin een evolutietheorie voor. In een brief uit 1832 schreef Rafinesque:

"De waarheid is dat soorten en misschien ook geslachten zich in georganiseerde wezens vormen door geleidelijke afwijkingen van vormen, vormen en organen, die in de loop van de tijd plaatsvinden. Er bestaat een neiging tot afwijkingen en mutaties bij planten en dieren, met geleidelijke stappen in afgelegen, onregelmatige perioden. Dit maakt deel uit van de grote universele wet van voortdurende veranderlijkheid in alles. Het is dus onnodig om te discussiëren en van mening te verschillen over nieuwe geslachten, soorten en variëteiten. Iedere variëteit is een afwijking die een soort wordt zodra zij door voortplanting blijvend is. Afwijkingen in essentiële organen kunnen zo geleidelijk nieuwe genera worden."

In de derde editie van On the Origin of Species, gepubliceerd in 1861, voegde Charles Darwin een historische schets toe waarin de ideeën van Rafinesque werden erkend.

De evolutietheorie van Rafinesque verschijnt in een artikel van twee pagina's in het voorjaarsnummer van 1833 van de Atlantic Journal en Friend of Knowledge (een door hemzelf opgericht tijdschrift). Rafinesque was van mening dat soorten niet vastliggen; ze veranderen geleidelijk in de loop van de tijd. Hij gebruikte de term ‘ mutaties ’. Hij geloofde dat de evolutie had plaatsgevonden 'met geleidelijke stappen in afgelegen, onregelmatige perioden'. Dit is vergeleken met het concept van onderbroken evenwicht . Hij was ook van mening dat dezelfde processen op mensen van toepassing zijn.

In 1836 creëerde hij schijnbaar een hoax toen hij een document publiceerde waarvan hij claimde dat het de vertaling was van de Walam Olum (dit is naar verluidt een historisch verhaal van de Native American- stam Lenape (Delaware maar mogelijk niet echt) Dat hij ook niet in staat was om een bron te geven voor het verhaal van de migratie van de Lenape en ook geen bewijs kon leveren voor zo’n gebeurtenis rond de Lenape, droeg bij aan het in diskrediet raken van zijn werk (aan het einde van de twintigste eeuw).

Rafinesque stierf op 18 september 1840 in Philadelphia aan maag- en leverkanker. De kanker kan jaren eerder zijn veroorzaakt door Rafinesque's zelfmedicatie met een mengsel dat haarmosvaren bevatte. Zijn omvangrijke verzamelingen werden als troep verkocht of vernietigd om te voldoen aan de eisen van zijn crediteuren. Hij werd begraven op een perceel op wat nu Ronaldson's Cemetery is. In maart 1924 werd wat vermoedelijk zijn stoffelijk overschot was, naar de Universiteit van Transsylvanië vervoerd en opnieuw begraven in een tombe onder een steen met de inscriptie: 'Eer aan wie eer te laat is

Eerbetoon

Hij werd in 1820 verkozen tot lid van de American Antiquarian Society

In 1841 stelde Thomas Nuttall voor om hem te eren met de geslachtsnaam Rafinesquia uit de plantenfamilie Asteraceae, een geslacht bestaande uit twee soorten. Rafinesque had zijn eigen naam zelf twee keer voorgesteld als wetenschappelijke naam, maar dat was elke keer afgewezen. Asa Gray  gaf in 1853 de tweede soort zijn wetenschappelijke naam.

  • Rafinesquia californica Nutt. (California Plumeseed, California Chicory)
  • Rafinesquia neomexicana A.Gray (Desert Chicory, Plumeseed)

Ook de vleermuis Corynorhinus rafinesquii is naar hem genoemd.

Zijn wetenschappelijke werk krijgt de laatste jaren steeds meer erkenning. Hij was een overenthousiast, maar accuraat observator die werd gedreven door een monomaan verlangen om elk object dat hij in de natuur tegenkwam te benoemen.

Publicaties

  • 1810: Indice d'ittiologia siciliana ossia catalogo metodico dei nomi latini, italiani, e siciliani dei pesci, che si rinvengono in Sicilia disposti secondo un metodo naturale eseguito da un appendice che contiene la descrizione di alcuni nuovi pesci siciliani. Opuscolo del signore C.S. Rafinesque Schmaltz. Messina. 70 pp. + 2 plates
  • 1810: Caratteri di Alcuni Nuovi Generi e Nuove Specie di Animali e Piante della Sicilia. Palermo
  • 1814: Specchio delle Scienze. Palermo
  • 1814: Précis des Découvertes et Travaux Somiologiques. Palermo
  • 1814: Principes Fondamentaux de Somiologie. Palermo
  • 1815: Analyse de la Nature ou tableau de l'univers et des corps organisés. Palermo, 223 pp
  • 1815–1840: Autikon Botanikon. Philadelphia
  • 1817: Florula ludoviciana; or, A flora of the state of Louisiana. New York: C. Wiley & Co
  • 1818: Description of three new genera of fluviatile fish, Pomoxis, Sarchirus and Exoglossum. Journal of the Academy of Natural Sciences of Philadelphia 1, 417–422. (Read 1 and 8
    December 1818) (BHL link)
  • 1819: "Dissertation on Water-Snakes", published in the London Literary Gazette
  • 1820: Ichthyologia Ohiensis. Lexington
  • 1824: Ancient History, or Annals of Kentucky. Frankfort
  • 1825: Neogenyton. Lexington
  • 1828–1830: Medical Flora, a Manual of the Medical Botany of the United States of North America (two volumes). Philadelphia
  • 1830: American manual of the grape vines and the art of making wine. Philadelphia: Printed for the author. 1830
  • 1832: American Florist
  • Atlantic Journal (1832–1833)
  • 1832: "Philology. Second letter to Mr. Champollion on the graphic systems of America, and the glyphs of Otolum or Palenque, in Central America – Elements of the glyphs". Atlantic Journal and Friend of Knowledge. 1 (2): 40–44. 1832
  • 1832–1833: Atlantic Journal and Friend of Knowledge. Philadelphia
  • 1833: Herbarium Rafinesquianum. Philadelphia
  • 1836: A Life of Travels. Philadelphia
  • 1836: Flora Telluriana. Philadelphia: H. Probasco. 5 October 2023. Pars Prima, Pars Secunda, Pars Tertia & Pars IV Et Ult
  • 1836: The American Nations (two volumes). Philadelphia
  • 1836: A Life of Travels and Researches in North America and South Europe
  • 1836: "The World", a poem
  • 1836: "The World", a poem
  • 1836: "The World", a poem.1837: Safe Banking
  • 1837: Notes to Thomas Wright's Original Theory, or New Hypothesis of the Universe
  • 1838: Genius and Spirit of the Hebrew Bible. Philadelphia
  • 1838: Alsographia Americana. Philadelphia
  • 1838: The American Monuments of North and South America. Philadelphia
  • 1838: Sylva Telluriana. Philadelphia
  • 1839: Celestial Wonders and Philosophy of the Visible Heavens
  • 1840: The Good Book (Amenities of Nature). Philadelphia
  • 1840: Pleasure and Duties of Wealth

Inheemse flora

De volgende soorten die in Nederland voorkomen zijn door hem beschreven:

Beklierde basterdwederik (Epilobium ciliatum)

Bronnen

Dit artikel is samengesteld uit meerdere Wikipagina's, andere websites en publicaties uit boeken e.d.

De gebruikte Wikipagina's zijn: