Inbreken

Planten worden natuurlijk door insecten bestoven. Omdat sommige insecten een langere tong hebben dan andere is elke bloem specifiek ontworpen voor een bepaald soort insect. Sommige insecten kunnen dus net niet bij de heerlijke nectar. Zij wringen zich in de ingang van de bloem, waardoor deze beschadigd raakt. Zij 'breken' dan in door aan de andere kant van de bloem een gaatje te bijten. Bij deze manier van ‘inbreken’ blijft de bloem onbestoven, niet helemaal de bedoeling van de plant, maar wel lekker voor de insecten

Flora Batava

 Flora Batava is een geïllustreerd overzicht van alle planten die in Nederland in de negentiende eeuw inheems waren. In tegenstelling tot veel andere flora's bevat Flora Batava geen determinatiesleutels, en de soorten worden in schijnbaar willekeurige volgorde behandeld. Het werk is verschenen in afleveringen, die vervolgens tot delen gebonden moesten worden. In totaal zijn 461 afleveringen uitgegeven, met 2240 illustraties. Uiteindelijk verdeeld over 28 boeken. Het heeft 134 jaar geduurd voordat de flora af was. De Flora Batava werd in eerste instantie uitgegeven door Jan Christiaan Sepp. en Jan Kops. Later werden H.C. van Hall, J.E. van der Trappen, P.M.E. Gevers Deynoot, F.A. Hartsen, F.W. van Eeden, L. Vuyck  en W.J. Lütjeharms, en A. de Wever mede-auteur.

In 2023 is deze boekenserie heruitgegeven in één band. Deze bevat een bundeling van alle 2240 platen (4 stuks op 1 pagina) met daarop meer dan 2630 naar het leven geschilderde planten, paddenstoelen, korstmossen en wieren. Daaruit zijn bovendien honderd iconische soorten gekozen, die op ware grootte en met de oorspronkelijke tekst worden uitgelicht en voorzien van een nieuw verhaal geschreven (op een naastliggende pagina) door een netwerk aan hedendaagse kenners en bewonderaars van planten.

Klierharen

Een klierhaar van een plant is een haar die stoffen kan uitscheiden, zoals etherische olie. Ze hebben een dicht cytoplasma en veel mitochondriën. Het is een uitgroeisel van de epidermis en kan bestaan uit een enkele cel maar kan ook meerdere cellagen hebben en verschillende vormen hebben.

De klierharen hebben de volgende functies:

  • Voorkomen van insectenschade van bijvoorbeeld bladluizen door afscheiding van een kleverige vloeistof, zoals bijv. bij Kleverige ogentroost (Parentucellia viscosa).
  • Vangen van insecten door afgifte van een kleverige vloeistof waardoor deze gevangen worden om als voedsel te dienen zoals bijv. bij Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia).
  • Verspreiden van de vruchten en zaden door uitscheiding van een kleverige vloeistof, waardoor ze aan dieren blijven plakken, zoals bijv. bij Kruipend stalkruid/Kattendoorn (Ononis spinosa subsp. procurrens/Spinosa).

Kruisbestuiving

Bij kruisbestuiving is de bestuiving van een plant door het stuifmeel van een andere plant van dezelfde soort. Bestuiving kan leiden tot bevruchting, maar dat is niet noodzakelijk. Na bestuiving moeten de mannelijke celkernen van de stuifmeelkorrel via de pollenbuis naar de eicel in een van de zaadknoppen van het vruchtbeginsel gebracht worden en moeten ze met elkaar versmelten. In de lucht zitten zeer veel verschillende stuifmeelkorrels en alleen een specifieke combinatie van stuifmeelkorrel en stempel leidt tot een bevruchting. Dit voorkomt bij kruisbevruchters de hybridisatie van nauw-verwante taxa, zodat deze soort-echt blijven.

Mierenbroodje

Een mierenbroodje (elaiosoom) is een aanhangsel aan zaden of vruchten van sommige plantensoorten, dat als voedsel kan dienen voor mieren. Het woord Elaiosoom is afgeleid van het Griekse "elaion", dat olie betekent. Hierdoor verspreiden de mieren de zaden verder van de plant af. Er zijn ongeveer vijftien mierensoorten, die mierenbroodjes als voedsel gebruiken.

De mieren nemen het zaad mee naar hun nest. Tijdens deze tocht kan het mierenbroodje al van het zaad afbreken of anders wordt in het nest het voedsel van het zaad afgebeten en het zaad weer naar buiten gebracht. Het oliehoudende en koolhydraatrijke mierenbroodje wordt door mierenlarven gegeten. Het mierenbroodje bevat vooral vetten en suiker met daarnaast weleens vitamine B, vitamine C, zetmeel en eiwit. Vooral de suiker is belangrijk voor de mieren. Meerdere onderzoekers hebben oliezuur in het mierenbroodje gevonden.

De volgende planten hebben een mierenbroodje: 

Tweehuizig

Bij tweehuizige  planten komen de mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen niet op dezelfde plant voor. Er bestaan dus zowel mannelijke als vrouwelijke planten van deze soort. Normaal is dat geen probleem. Bijv. bij het Groot hoefblad (Petasites hybridus) is tweehuizig en verspreid zich prima. Sterker nog, kruisbestuiving in de eigen plant is onmogelijk. Maar bijv. bij het Rozenkransje (Antennaria dioica) is dit ook het geval. Maar een populatie plantjes is of mannelijk of vrouwelijk. Een andere populatie Rozenkransje in de buurt is dus al snel van het 'verkeerde' geslacht en bestuiving vind nooit plaats. Er is dus o.a door dit probleem een afname van het Rozenkransje (en sommige andere planten)

Tweeslachtig

Deze verwarrende term is de tegenhanger van tweehuizig. Zo'n 94% van de in totaal 250.000 soorten zaadplanten hebben tweeslachtige bloemen. Tweeslachtige bloemen hebben zowel een of meer meeldraden (mannelijk) als een of meer stampers (vrouwelijk).

Zelfbestuiving

Bij zelfbestuiving wordt het stuifmeel overgebracht naar de stempel van dezelfde bloem. Zelfbestuiving heeft als voordeel dat het de plant onafhankelijk maakt van zijn bestuivers. Het laat toe dat planten groeien waar vliegende insecten zeldzaam zijn of juist niet aanwezig zijn, bij vroege bloei zoals bijv. bij het Klein hoefblad (Tussilago farfara). Sommige planten proberen zelfbestuiving juist te voorkomen doordat vrouwelijke bloemdelen eerder geslachtsrijp zijn dan mannelijke bloemdelen. Dit heet in de wetenschap Protandrie.