Theophrastus

Theophrastus (371 - 287 v.Chr.)


Theophrastus

Theophrastus werd geboren in 370 voor Christus en was een leerling van Aristoteles, die zijn geschriften aan Theophrastus naliet en hem aanwees als zijn opvolger op zijn school. Hij was een geleerde, botanicus, bioloog en natuurkundige. De belangrijkste van zijn boeken zijn twee grote botanische verhandelingen, Onderzoek naar planten en Over de oorzaken van planten, die de eerste systematiek van de botanische wereld vormen en belangrijke bronnen waren voor botanische kennis tijdens de oudheid en de middeleeuwen. Op basis van deze werken noemen sommigen hem de 'vader van de botanie'.

De eerste boeken

Deze boeken documenteerden plantensoorten die in die tijd veel werden gebruikt, en beschreven pogingen om wilde planten te kweken. Theophrastus ontwikkelde zijn eigen vocabulaire om plantprocessen en tuinbouw- en landbouwinspanningen te beschrijven. Hij maakte zich zorgen over de vele soorten niet-geïdentificeerde en onbekende planten in de wildernis. Hij gaf zijn studenten en staf de opdracht om exemplaren te verzamelen en experimenten uit te voeren terwijl ze werkten, wat hielp om te bepalen welke planten voor verschillende doeleinden konden worden gebruikt.

Zijn eerste werken

De Historia Plantarum bestond oorspronkelijk uit tien boeken, waarvan er negen bewaard zijn gebleven. Het werk is gerangschikt in een systeem waarbij planten worden geclassificeerd op basis van hun manier van genereren, hun plaatsen, hun grootte en op basis van hun praktische toepassingen zoals voedsel, sappen, kruiden. Het eerste boek gaat over de delen van planten; de tweede met de reproductie van planten en de tijden en manier van zaaien; het derde, vierde en vijfde boek zijn gewijd aan bomen, hun soorten, hun locaties en hun praktische toepassingen; de zesde gaat over struiken en stekelige planten; de zevende gaat over kruiden; de achtste gaat over planten die eetbare zaden voortbrengen; en de negende handelt over planten die nuttige sappen, tandvlees, harsen, enz. produceren.

causis plantarum

De causis plantarum (vaak vertaald met De oorzaken van planten) bestond oorspronkelijk uit acht boeken, waarvan er zes bewaard zijn gebleven. Het gaat om de groei van planten; de invloeden op hun vruchtbaarheid; de juiste tijden waarop ze moeten worden gezaaid en geoogst; de methoden om de grond voor te bereiden, te bemesten en het gebruik van gereedschap; van de geuren, smaken en eigenschappen van vele soorten planten. Het werk behandelt voornamelijk het economische gebruik van planten in plaats van hun medicinale toepassingen, hoewel de laatste soms worden genoemd. Hoewel deze werken veel absurde en fantastische uitspraken bevatten, bevatten ze als geheel veel waardevolle observaties over de functies en eigenschappen van planten. Theophrastus ontdekte het kiemproces en besefte het belang van klimaat en bodem voor planten. Veel van de informatie over de Griekse planten kan afkomstig zijn van zijn eigen waarnemingen, aangezien bekend is dat hij door heel Griekenland heeft gereisd en een eigen botanische tuin heeft gehad; maar de werken profiteren ook van de rapporten over planten uit Azië die zijn meegebracht van degenen die Alexander de Grote volgden. Aan de verslagen van Alexanders volgelingen dankte hij zijn verslagen over planten als de katoenplant, banyan, peper, kaneel, mirre en wierook.